Lawines zijn krengen. Ze zijn verantwoordelijk voor gemiddeld 100 slachtoffers per jaar in de Europese Alpen. Met de juiste kennis kun je lawines voorkomen en daar ga ik dus over schrijven en tekenen dit seizoen op Skiinformatie.nl. Laten we vandaag eens kijken hoe lawines ontstaan.
Sneeuwlagen en hun verbinding
Een sneeuwdek bestaat altijd uit meerdere sneeuwlagen. Het principe van een lawine is simpel. Er glijden één of meerdere lagen sneeuw over een andere laag sneeuw. Een goed verbonden pak sneeuw is dus positief, er kunnen dan geen sneeuwlagen over elkaar heen schuiven. Tot het moment dat er een zwakke laag ontstaat. Dan slaat alle positiviteit om in gevaar. Het verbonden pak sneeuw kan in zijn geheel gaan schuiven over de zwakke laag en dit is helaas regelmatig het geval. Vooral de afgelopen drie winters waren er bijzonder veel zwakke lagen en lawines in de Europese Alpen.
Vandaag geef ik een introductie op een zwakke laag met een beruchte reputatie. Deze laag is verantwoordelijk voor het grootste deel van de lawineongevallen. Deze laag was ook aanwezig tijdens onze off-piste reis in het skigebied van Monte Rosa. Check de video waarin we een kijkje nemen naar een verraderlijk sneeuwdek.
De beruchte oude sneeuwlaag
Als er sprake is van veel temperatuurverschil tussen de verschillende sneeuwlagen dan kan er grote ellende ontstaan. Bij temperatuurverschillen van minimaal 15 graden evolueert waterdamp zich tot ‘kantige’ ijskristallen. Het gevaar van deze kantige ijskristallen is dat ze totaal niet aan elkaar of aan de omliggende sneeuwlagen hechten. Geen hechting? Dan kan het dus gaan glijden.
Binnen een dag kunnen waterdampmoleculen zich al ‘kantig’ evolueren en zelfs een laag van enkele millimeters kan al zorgen voor gevaar. Binnen vier weken kunnen de waterdampmoleculen zelfs evolueren tot een vijf millimeter groot bekerkristal (zie foto). Het zojuist uitgelegde proces noemen we ‘opbouwende evolutie’. Simpelweg omdat de kristallen zich van klein naar groot ontwikkelen. Een sneeuwlaag die zich opbouwend heeft geëvolueerd noemen we in volksmond ‘oude sneeuwlaag’.
Hoe ontstaat die zwakke laag?
De bovenste sneeuwlagen kunnen tijdens een koude periode makkelijk temperaturen van -20 graden bereiken. In dit geval warmen de oude onderliggende sneeuwlagen zich op vanwege de isolatie van het koude sneeuwdek. Tijdens deze opwarming produceren de onderliggende sneeuwlagen waterdamp. Dit proces het ‘sublimatie’. De geproduceerde waterdamp is warmer ten opzichte van de sneeuwkristallen waar de damp vandaan komt en baant zich daarom een weg omhoog in het sneeuwdek. Warme lucht stijgt namelijk altijd en koude lucht daalt altijd.
De waterdamp stijgt dus omhoog in het sneeuwdek maar botst tegen het nieuwe pak koude sneeuw aan. De waterdamp kan niet ontsnappen, blijft hangen onder die koude sneeuwlaag en evolueert zich daarom in rap tempo tot kantige ijskristallen. Dit proces heet ‘re-sublimatie’.
Hellingshoek
Naast een zwakke laag heeft een lawine nog twee zaken nodig om daadwerkelijk te glijden. In eerste instantie moet er een helling zijn waardoor de zwaartekracht zijn stempel kan drukken. In de bergsport praten we over ‘graden’ om de steilheid van een helling te berekenen, een simpele wiskundige berekening. De stelregel is dat lawines plaatsvinden op hellingen van minimaal 30 graden. Onder 30 graden is het dus relatief veilig en vanaf 30 graden bevind je je in lawineterritorium. Hoe steiler je gaat, des te gevaarlijker het is.
Lawine hot-spots
Als laatst moet een lawine worden getriggerd, dit noemen we officieel een initiatie. Soms gaat een lawine spontaan af. De initiatie vindt dan op een natuurlijke manier plaats door het gewicht van het sneeuwdek in combinatie met de zwaartekracht (hellingshoek). Het gros van de lawineongevallen wordt echter veroorzaakt door ons als mens. Wij zijn vaak de initiatie van een dodelijke lawine. Een skiër maakt een bocht, de druk op het sneeuwdek wordt te groot, de zwakke laag ‘implodeert’ en een gebonden pak sneeuw dondert naar beneden. Regelmatig met dodelijke consequenties.
Om een lawine te initiëren moet je de zwakke laag dus triggeren om hem te laten imploderen. Op hellingen zijn vaak verschillende ‘hot-spots’ aanwezig. Plekken waar je als skiër of snowboarder makkelijk doordringt tot de zwakke laag. Hoe hoger de zwakke laag in het sneeuwdek zit, hoe gevaarlijker het is voor ons. Zodra je een breuk veroorzaakt in de zwakke laag dan kan dit effect hebben op de hele helling. Als de bovenste sneeuwlagen goed met elkaar zijn verbonden is het resultaat vaak een catastrofale lawine.
Vandaar ook dat sneeuwrijke winters een positief effect hebben op ons freeriders. Een dik sneeuwdek betekent dat de zwakke lagen moeilijker aan te spreken zijn. Over het algemeen komt een skiër tijdens een bocht ongeveer 50-80 centimeter diep in het sneeuwdek, afhankelijk van de omstandigheden natuurlijk. Zodra de zwakke lagen zich dieper dan een meter in het sneeuwdek bevinden hebben we dus minder kans op een ramp. We zijn daarom blij dat het nu bijna overal als een malle sneeuwt. Meer van dat!
Conclusie en follow-up
Nu heb je gelezen dat een lawine ontstaat door een zwakke laag, een bepaalde hellingshoek en de nodige initiatie. In mijn volgende blog beschrijf ik de verschillende soorten lawines. Welke lawines bestaan er? Hoe ontstaan deze? Hoe herken je de lawines?
Als je niet kan wachten om te freeriden, check dan eens onze off-piste reizen. Je hebt keus uit drie evenementen. Freeriden binnen het liftbereik, Freeriden met behulp van toerski’s en splitboards, of een sneeuw- en lawinecursus als je je volledig wilt focussen op de theorie.