Je staat ’s ochtends op en het is een heerlijk zonnige dag om te skiën of snowboarden. Een t-shirt onder je wintersportjas lijkt je wel genoeg en die sjaal laten we ook mooi achter in het hotel. De temperatuur in het dal is net iets onder nul, maar met het zonnetje erbij is het wel aangenaam. In de verwarmde stoeltjeslift is het goed warm onderweg omhoog, maar eenmaal boven aangekomen blijkt je kledingkeuze niet ideaal te zijn. De zon schijnt nog steeds en boven is het natuurlijk iets verder onder nul dan in het dal, maar het verschil lijkt wel groter. Zou het dan de wind zijn die het zo koud maakt?
De wind maakt inderdaad het verschil. Dit verschijnsel wordt ook wel het windchill effect genoemd. Boven op de berg staat vaak een aardige wind, omdat de wind dan over de top waait. Deze harde wind zorgt ervoor dat de gevoelstemperatuur drastisch zakt. Bij een wind van 50 km/uur kan een temperatuur van -5 graden aanvoelen als -15 graden. En bij zo’n groot verschil kan een extra laagje kleding zeker geen kwaad.
Op koude dagen hoor je in Nederland weerpresentatoren al regelmatig spreken over de gevoelstemperatuur. De gevoelstemperatuur wordt door het KNMI berekend via een ingewikkelde formule die gebruikt maakt van de temperatuur en de windsnelheid. Dus weet je de temperatuur en de windsnelheid, dan kun je ongeveer berekenen hoe koud het op de top van de berg zal aanvoelen. En laten die gegevens nou bijna bij elk skigebied onderaan de lift in het dal, op het tv-kanaal van het gebied en op internet staan aangegeven. In de tabel hieronder die het KNMI gebruikt, kun je de gevoelstemperatuur aflezen bij de bijbehorende temperatuur en windsnelheid.
Doe je voordeel met deze gegevens en kijk voordat je beslist welke kleding je aandoet wat de gevoelstemperatuur is. En neem ook in de beslissing mee hoe snel jij het zelf koud hebt. De kledingkeuze van een ander kan voor jou veel te koud zijn. Zorg in ieder geval voor voldoende kleding, want bevriezingsverschijnselen komen al snel voor in de bergen.
